Slener in de spotlight: Gerrit Hidding

Het ijzer smeden als het heet is

Na de ambachtsschool was het de bedoeling om monteur te worden. Maar de crisis begin vorige eeuw gaf weinig emplooi. De ouders dreven een kruidenierswinkeltje in ’t Haantje, daarnaast ventte vader met brood. (’t Haantje is ontstaan na het graven van het Oranjekanaal). Het zakketeltje op het fornuis begon te lekken; moeder stuurde zoonlief naar het winkeltje van smid Gebben in Noord-Sleen voor een nieuwe. “Vraag ook of hij misschien werk voor je heeft!”  Gebben zag wel wat in de jonggezel en zo werd de volgende smid voor Noord-Sleen geboren ... Gerrit Hidding!         

       

Een smid voorzag in veel behoeften op het platteland. Het was een ambacht wat je achter het aambeeld leerde. Maar ook werden officiële erkenningen gevraagd. Dus diverse cursussen gevolgd in avonduren en zaterdagmiddagen, met o.a. lastechniek en hoefsmid. Vanaf 17 november 1955 mocht Gerrit Hidding zich Rijksgediplomeerd Hoefsmid noemen. Veel werkzaamheden waren gericht op de landbouw, Noord-Sleen telde voornamelijk boerenbedrijven. Een belangrijk onderdeel van de werkzaamheden bestond uit hoefbeslag bij paarden.

                                 

“Het is bij paarden net als bij mensen, ‘zoveel hoofden…zoveel zinnen! 

Je had makkelijke paarden, moeilijke paarden en ‘krengen’. Makkelijke paarden tilden in de hoefstal of travalje zelf de benen omhoog, pas op ... geen poten hè, om ijzers te krijgen, moeilijke paarden moest je wat strakker aanpakken, krengen waren vaak onberekenbaar, je moest er goed op verdacht zijn. Er was een boer die zo’n paard had, altijd gedonder met die knol. Toen ik van de postbode hoorde dat het beest die morgen dood in het land lag kwam er bij mij geen zakdoek aan te pas. Nee ... er was geen verschil in de prijs voor een mak of moeilijk paard. Hoefijzers plaatsen en omleggen werd bij de smederij gedaan. Omleggen van ijzers betekent dat door eenzijdige slijtage het hoefijzer van de linker voet naar de rechter gaat en andersom, om weer gemakkelijker te kunnen lopen. Vier ijzers omleggen koste toen vier dubbeltjes, ja ... veertig cent!  Het bekappen van hoeven gebeurde vaak bij de boer. Er was een boer die na jaren trouwe dienst een oude Belg (voor alle duidelijkheid een Belgisch paard) van zijn rust liet genieten in plaats van naar de slager. Het dier was zo oud dat het niet meer op drie benen kon staan om te laten bekappen. Als het dan in de wei lag te rusten en de benen gestrekt waren, moest ik komen om de hoeven en klauwen te verzorgen.”

Smidsvuur en blaasbalg waren er niet alleen voor hoefijzers, ook eg, cultivator, aanaarder en bij uitzondering een ploeg en nog zoveel meer ander ijzerwerk, kwamen van de hand van de smid.

Lammegina, roepnaam Gina, schenkt de koffie nog een keer bij. Niet zonder trots laat Gerrit weten: “We zijn al bijna zestig jaar samen. We hebben elkaar ontmoet bij dancing Bos in Odoorn. Een leuk wicht, dochter uit een boerenfamilie uit Weerdinge. Ik dacht Gerrit ... jonge nu moet je het ijzer smeden als het heet is." Glimlachend kijken ze mekaar aan.

“Vroeger was het de gewoonte dat boeren de rekeningen één of twee keer per jaar betaalden. Bij overname van de smederij hebben we dat weten terug te draaien naar dertig dagen. Daar is eigenlijk nooit moeilijk over gedaan. Het geld groeide ons ook niet op de rug en de bank liet ook niet op zich wachten. Het was vroeger veelal de gewoonte aankopen op te laten schrijven en later af te rekenen. Ik herinner mij nog dat mijn vader de klanten liet weten dat boodschappen, minder dan een gulden, niet meer opgeschreven werden. De oorzaak van deze beslissing was dat iemand na sluitingsuur nog een postzegel van anderhalve cent liet opschrijven! De bekende druppel."

Een ander min of meer uitgestorven ambacht was stelmaker of wagenmaker. De naam zegt het al, hier maakte men allerlei gerei voor de boer, van schopsteel tot wipkar. Vaak beschikte de stelmaker over een eigen zagerij. Voor derden werden ook wel bomen tot plank gezaagd. Eikenhout was favoriet. Het ijzerbeslag werd uitbesteed aan de smid die assen, trekhaken, hoepels voor wielen enz. smeedde.

De winterperiode gaf uiteraard minder boerenwerk en weer andere werkzaamheden. "Bepaalde paarden kregen winterbeslag, speciale hoefnagels moesten het paard behoeden voor glij en val. Denk bijvoorbeeld aan melkrijders, begrafenispaarden en andere noodzakelijke werkpaarden. Bij een fikse winter was het schaatsen slijpen geblazen. Ook werd de winter gebruikt om boerenwerktuigen op voorraad te leggen. Het smidsvuur brandde dan ook geregeld en gaf vaak een gezellige drukte, menige kouwkleumer kwam weer op verhaal bij het warme smidsvuur. Ja ... en zo kwam Jan Splinter door de winter.”    

Maar tijden veranderden. Steeds meer boeren stopten er mee, geen opvolging, schaalvergroting, milieuregels, veranderde wereld enz. Het smidswerk voor boeren werd daardoor ook steeds minder. “Dat kwam er op neer dat wij de bakens ook moesten verzetten. Onder andere uitbreiding van het assortiment in de negotie met klompen, laarzen, tuingereedschap, ijzerwaren, motormaaiers, zelfs lagen er schaatsen op de plank. Naast het boerenwerk groeide de bedrijvigheid bij burgers steeds meer.

Naast waterleiding kregen we ook veel opdrachten voor het aanleggen van gaskachels. In 1969 tooide op de muur van de smederij een emaille schildje met het opschrift: Erkend gasfitter. Naast de aanleg van leidingen verkochten wij ook vaak de gaskachels. Zelf namen we die niet op voorraad maar gingen dan met de klant naar de groothandel, zoals Geertjes in Assen en Hommo Koster in Coevorden.”  Lachend: “Ja …Slochteren liet bij ons de kachel ook branden.”

Het wordt tijd om de benen even te strekken. Gerrit neemt me mee naar de smederij. Het lijkt wel of de smid gisteren nog aan het mokeren was op het aambeeld en dat Gina ieder moment kan roepen dat de koffie klaar staat. Alles ademt nog naar eerder. Kooltjes liggen nog op het smidsvuur, de bak met koelwater, kolomboormachine, bankschroeven , ijzerzaagmachine enzovoorts. Op de solide zware houten werkbanken liggen nog, hamers, tangen, hoefijzers, bouten en moeren enz. Klaar voor gebruik lijkt het wel. De oude smidse is geen museum ... maar nog in oorspronkelijke staat.

Meer dan zestig jaren heeft Gerrit Hidding achter het aambeeld gestaan!

 

Klik hier voor alle foto's.

Tekst: Ben Offringa
Foto’s: Guido Hansman