Keetje

Hij is weer weg, de P.A.I.R.container aan de Vijverbrinkenweg. Alle actie en verhalen er omheen konden mijn eerste kennismaking ermee niet overtreffen. Half maart kwam ik om een uur of half negen 's avonds terugrijden naar huis. Het was bijna donker. Ik verheugde me op de aanblik van het warme licht in onze boerderij als ik op de Vijverbrinkenweg de bocht door zou zijn. Mijn blik werd echter getrokken door een ander licht. Links in het weiland, een verdieping hoog, een raam waarachter licht brandde. Er stond nota bene een containerwoning in het weiland en ook een auto.
Wel allemachtig, wat was dit? Alles wees erop dat er iemand woonde, maar wie dan en waarom? Ik vond het zo'n spannend gezicht, dat ik gewoon nog een rondje reed: rechts op de Bommertsweg, door over de Groningerweg, rechts op de Polweg en op het eind weer rechts de Vijverbrinkenweg op. Ik had me niet vergist, ik zag zelfs iemand binnen zitten.

Wat stoer om daar te gaan wonen, dacht ik. En wat heerlijk, zo'n klein huisje met alles bij de hand en met een fantastisch uitzicht. Het moest wel iemand in de problemen zijn, dacht ik. Gescheiden ofzo en bij gebrek aan een betaalbare tijdelijke huurwoning maar voor deze oplossing gekozen.
Slim en moedig vond ik het: hij of zij zou er vast heel snel weer gelukkig worden. De volgende ochtend zag ik dat het om een vrouw bleek te gaan. Ze zag er opmerkelijk vrolijk en onbezorgd uit voor iemand die net in crisis huis en haard verlaten had om aan een nieuw leven te beginnen. 's Middags las ik op Sleen.nu dat het om een kunstproject bleek te gaan. Ik had het liever nog even niet geweten.

Ik houd van mysterieuze gebouwtjes. Ze prikkelen de fantasie en brengen romantiek in het leven. Toen ik een jaar of twaalf was ging ik aan het begin van de zomervakantie samen met mijn nichtje vanuit ons ouderlijk huis in Hollandscheveld een keer op fietstocht. We belandden in Echten. Het lijkt me nu een immense tocht voor kinderen van twaalf, maar we maakten hem echt. Naast een boerderij stond daar een stookhok waar een bordje aan hing: te huur. Nieuwsgierig gluurden we door de raampjes. Het was een klein huisje met een bed op een vlierinkje, een aanrecht en een gasstel en een tafel met twee stoelen. Dit moest ons vakantiehuisje worden die zomer, dachten wij.
We klopten aan bij de boerderij. De boerin deed open. Het rook er naar pas gebakken cake. Wij informeerden naar de huur van het huisje. 90 gulden per week was het. Geen probleem, wisten wij, dat hadden we wel gespaard. Of we even mochten kijken. Binnen zag het er heel eenvoudig uit, kaal eigenlijk, maar wij roken onze vrijheid en vroegen of ze het huisje een week voor ons wilde reserveren. Ze vroeg of we misschien van huis weggelopen waren. Nee, dat dan weer niet. Zo stoer waren wij niet. Ze vond ons wel een beetje jong, maar als onze ouders het goed vonden dan mochten we er wel logeren. Ze gaf ons een briefje mee met haar naam en telefoonnummer en dan moesten de ouders maar even bellen. Met een plak cake in de hand begonnen we aan de terugtocht. We fantaseerden ons rot wat we allemaal zouden doen en vooral ook niet zouden doen als we in het huisje zouden wonen. Mijn fantasieën gingen geloof ik vooral over wat ik allemaal zou koken en dat we precies zouden eten wat we lekker vonden en wanneer we dat lekker vonden. En dat we maar één keer per dag zouden afwassen, dat we bessen zouden gaan plukken en dat we de hele nacht sterren zouden kijken. Aan die heerlijke fantasiewereld kwam een einde toen we thuis kwamen. Onze ouders vonden het geen goed idee. Ze hebben niet eens gebeld, dat moesten we zelf doen om te zeggen dat het niet door ging. Ze hadden het fantastische alternatief bedacht van slapen in de bungalowtent achter het huis.

Blijkbaar was het hele voorval een voorbode van mijn latere ambities. Met verbazing realiseer ik me dat ik nu zelf zo'n vrouw ben die cakes bakt in een boerderij met een enigszins vervallen stookhok ernaast. Ik moet eerlijk bekennen dat de wens om zelf te willen verblijven in zo'n hok, schuur of container wel wat minder sterk is geworden sinds wij hier wonen. Hoe kouder de deel in de winter, hoe minder de hang naar dit soort romantiek. Maar mijn fantasie slaat er nog steeds van op tilt.

Jammer dat ie weg is de kunstcontainer. Tegen ouders van kinderen van twaalf zou ik willen zeggen: bied nooit als alternatief de bungalowtent aan. Het is echt geen vergelijk. En tegen ruimtelijke ordening-ambtenaren: handen af van vergeten keetjes, vervallen schuren en scheefhangende dierenverblijven. Er moet wat te fantaseren overblijven.

Marjolein Kleine

Naar archief