Spoken, horror en een roestvrijstalen schroefje

Ik sta weer eens het één of andere schroefje in mijn monumentale bolide vast te draaien. Voor de zoveelste keer. Maar ja monumenten vergen nu eenmaal onderhoud. Het is zo'n rvs schroefje dat te klein is en op een te moeilijke plek dient te worden vastgedraaid. Het metalen huftertje dreigt steeds uit mijn klamme handen te vallen als mijn mobieltje overgaat. Terwijl dat rotschroefje mij uit mijn elegante klauwen valt roep ik grommend de hogere goden aan. Neem dan toch maar mijn intelligente “bereikbaarheids dictator” op. Ik hoor aan de andere kant: “Moi Martin, met Roel Klasen” hebb’n ie ’t ok drok. Een krachtige vloek met moeite onderdrukkend, zeg ik met een ietwat raspende stem: “Nee hoor, Roel wat ister an de haand”.
Hij vertelt mij dat ze vanavond in Diphoorn een spokentocht organiseren. Jeanet doet ook mee, als heks. Tja denk ik, terwijl ik naar het rebelse schroefje kijk, dat weet ik ook wel. En nog steeds enigszins chagrijnig, overkomt mij de gedachte; ja die rol speelt ze bij mij soms ook wel. "Nou", zo vervolgt Roel zijn verhaal; "wij komt eignliks nog iene tekurt." "Oh jaaah?" Zo luidt mijn opmerkelijke antwoord. "Ja nou had ik zo dacht dat ie misschien wel met wilt doen."
Het denken van de mens kent onnavolgbare wegen in die oersoep van chemische stoffen daar in de bovenkamer. Dus zeg ik: “nou jah as ik dan mar wal de duvel mag speul’n”. "Nou", zegt Roel (hij zegt inderdaad vaak nou), "dat komt dan mooi oet. Wij verwacht je vanoav’nd tuss’n zes en half zeuv’n." "Oké dan ben ik ‘r wal zeg ik." En de hoorn wordt er niet meer opgelegd maar er wordt door Roel op het knopje verbinding verbreken gedrukt.
Moedeloos pak ik het verrekte schroefje van de grond en leg het in mijn gereedschapskist. Morgen maar weer eens een poging wagen denk ik. Als we rond de afgesproken tijd het terrein van Evert Klasen oprijden is het daar een drukte van belang het stikt er van de enge, onaantrekkelijke types. De grote horror attributen zijn dan inmiddels al geïnstalleerd. Ik krijg van de opper griezel, Jan Willem K, uiteraard na zorgvuldige analyse van de kostuums en mijn vermeende acteertalenten mijn definitieve uitstraling voor mijn act uitgereikt. Het blijkt een sjieke zwarte satijnen cape te zijn met dito rode voering. Het masker blijkt van degelijk rubber en terwijl ik die over mijn hoofd trek krijg ik toch een associatie met een condoom. Het rubber ruikt sterk en ik denk; nou
sta je pas echt voor lul. Maar er zitten toch wel heuse hoorntjes op en als ik een blik werp in de spiegel van Mama Lientje krijg ik van schrik bijna een hartverzakking. Roel vertelt mij dat mijn plek op het kerkhof is. Na die pseudo hartverzakking van even daarvoor beginnen mijn knieën opnieuw en terstond lichtelijk week te worden. Ho, ho zeg ik manmoedig en wit in het gezicht wegtrekkend, dat vind ik toch niet erg respectvol. Om daar op het joden
kerkhofje te staan zo in het stikkedonker. Nou nee zegt Roel doar niet, wij hebt zelf een kerkhoffie maakt. Ik slaak inwendig een diepe zucht van verlichting en het wittige trekt meteen uit mijn gezicht. Gelukkig maar want wit staat mij zeker niet. Het begint te regenen en ik word, gelukkig met de auto denk ik nog, naar mijn “podium” gebracht. Daar sta ik dan moederziel alleen tussen de nep grafstenen, een nep lijk met afgehakt hoofd en een botte valbijl. Het duurt lang voor dat de eerste groep thrillseekers langs komt. Ik krijg medelijden met mezelf, eenzaam in de regen en met de voetjes langzaam wegzakkend in de drassige bodem. Men begint in een dergelijke situatie van die ongestructureerde geluiden te horen waar je, je dan toch even voor achter je rubberen horentjes krabt. Als eindelijk die groepen gezellig keuvelend aan komen wandelen terwijl jij een poging waagt enge en ijselijke geluiden te produceren. Dan, dan begin je, je af te vragen wie er meer schrikt. Jij van achter de gaten in het horrorcondoom of de mensen die lekker in een groepje komen buurten op je kerkhofje.
Gelukkig is er na groep drie de troost van een borrel en verschillende overheerlijk geurende stamppotjes. En op dat moment denk je met een weldadig gevoel geef mij toch maar de horror van een onwillig roestvrijstalen schroefje, …morgen.

Martin F. Kramer

Naar archief