Fabeltjeskrant

Afgelopen zaterdag was het de nacht van de nacht. Dit evenement wil de mensen erop wijzen, dat er ’s nachts op veel plaatsen te veel licht brandt en dat dat niet goed schijnt te zijn voor mensen, maar vooral ook niet voor dieren. Dagdieren gaan door deze lichtvervuiling te laat naar bed en nachtdieren raken volledig de weg kwijt, omdat het overtollige kunstlicht hun zicht nadelig beïnvloedt. In heel Nederland stonden gebouwen die normaal hel verlicht zijn een nacht in het donker, gingen lichtreclames niet aan en werd straatverlichting niet ontstoken. Sleen deed ook een duit in het zakje door de toren van de dorpskerk een nacht niet in de schijnwerpers te zetten. Tijdens de nacht waren er in Nederland tal van activiteiten, met de bedoeling om de deelnemers
kennis te laten maken met een nacht zonder te veel licht. Sterrenkijken, dineren in het donker, nachtwandelingen in natuurgebieden en zelfs kampvuren stonden op de agenda. In Drenthe kon je meedoen aan een nachtexcursie door het Asser bos. Volgens de aankondiging ook zeer spectaculair voor kinderen.

Dat we in de loop der jaren zijn vervreemd van de natuur is een duidelijke zaak. Veel stadskinderen weten tegenwoordig niet beter, dan dat bijvoorbeeld melk en vlees in een fabriek worden geproduceerd in plaats van verwerkt. Dat er iets wordt gedaan om de natuur dichter bij huis te brengen is dan ook zeer te prijzen. Maar er is iets dat ik niet helemaal begrijp. Overal gaan lampjes uit om het in Nederland één nacht een beetje minder licht te laten zijn dan gewoonlijk, vooral ook voor de dieren, zodat die eens een nachtje geen last van onze opdringerigheid hebben. En wat gebeurt er? We gaan massaal bos-, heide-, en andere natuurgebieden in om dagdieren uit hun slaap te houden en nachtdieren onder de voet te lopen. Gelukkig viel het aantal slachtoffers mee. Dat is te danken aan de Fabeltjeskrant. In een extra editie had deze krant de dieren geïnformeerd over de op handen zijnde nacht en iedereen opgeroepen ramen en deuren te sluiten en vooral binnen te blijven en bij de radio te wachten op nadere berichtgeving.

Harm Jan Geugies

Naar archief