Fietsen en vissen

Bij een viswater word ik aangeroepen: ‘Meneer, kunt u me helpen een vis aan de haak te doen?’ Ik begrijp hem niet onmiddellijk. Aan de haak? Van de haak, zal hij bedoelen en ik zie al een hulpeloze vissenlip, als een kinderteen in de fietsketting. Maar nee, de jongen, ik schat 11, 12 jaar, houdt een ankervormige haak omhoog in zijn ene en een spartelend visje in zijn andere hand. ‘Om op snoeken te vissen,’ legt hij uit. ‘Moet dat er levend of dood aan?’ vraag ik. ‘Dood, denk ik,’ zegt hij aarzelend, hij weet het echt niet. Als ik het visje aanpak, ontglipt het me. Het ligt bloepend tussen de grasstengels. Het probeert zich even te verschuilen onder een weegbreeparaplu.


Ik herinner me gelezen te hebben dat vissen, evenals konijnen, makelaars, internisten, gevoel hebben. Hebben ze dan ook optimisme en heimwee? Verdriet en teleurstelling als iets niet lukt? Boosheid? Verlangen ze naar verandering? Kennen ze verliefdheid, worden ze energiek van een stukje zwemmen, hoe slapen ze? Maarten ’t Hart liet stekelbaarsjes door hoepeltjes zwemmen, alleen door hun lekkere hapjes of paaigrage vrouwtjes of mannetjes te tonen. Ik kom er niet uit.

Er fietst een jongen van een jaar of twintig voorbij. Bijna een man, maar de strakke blik op zijn mobieltje verraadt het kind in hem. Hij biedt zijn hulp aan. Vanuit het niets tovert hij een waterpomptang in zijn hand. De visser en ik kijken elkaar aan en horen het geluid van een sloffe noot die gekraakt wordt, een voet op een slakkenhuis. Een paar spatten bloed en een waterige substantie verlaten traag de vissenkop. De ogen wijd open, ik herken verbazing. De jonge visser schreeuwt: ‘Dat heb ik niet bedoeld!’ ‘Je wou toch snoeken?’ vraagt de mond in het hoofd op het lijf waaraan de hand met de wrede tang. Logisch, denk ik. Ik help de jongen met het uitwerpen van de vislijn. Verder fietsend kijk ik nog een keer om.

Bijna thuis, (tegenwoordig in Emmen) kom ik over een brug over het Oranjekanaal. Onder die brug is een voetgangerspad aangelegd, een fraaie constructie van gegalvaniseerd staal. Misschien ooit aangelegd op advies van een wethouder wiens/wier kroost daar de Ermerweg moest oversteken. Het meest in het oog lopende kenmerk van die voetgangerspassage is dat hij overbodig is. Afgezien van enkele graffitispuiters –we kennen hier nog geen shoefiti- is er niemand die er gebruik van maakt. ‘Mooi idee voor een column,’ denk ik, tot ik me realiseer dat de brug niet in de regio Sleen ligt. Vandaar nu mijn keus voor de visser. Fietstochtjes zijn altijd goed voor ingevingen.

Klaas van der Meulen

Naar archief