De Sliener toren

185 stappen is het, precies 185. De oprit af, rechts, dan weer rechts, meteen links, en dan ben ik er, exact 185 stappen. Waar? Oh, aan de rand van het dorp. Ik kijk uit over de velden rondom Sleen, zie de velden waar de aardappels bloeiden, waar het koren meewaaide met de wind, waar de bieten en het maïs groeiden. En waar nu alleen maar kale grond is. Kaal, maar des te mooier. Ik houd van de verschillende jaargetijden en zodra mijn afspraken het toelaten ga ik lunchwandelen. Dat is dus wandelen met je boterhammetjes, tijdens lunchtijd.

Dat lunchwandelen is iets wat ik heb overgehouden aan mijn vorige baan. Toen liepen we tussen de middag altijd met collega’s en dat was heel gezellig. Nu loop ik alleen, ik werk per slot van rekening alleen, vanuit huis, en is het nog steeds gezellig. Want altijd is daar de muzikale ondersteuning van vogels van allerlei pluimage, en zomers van vliegen en hommels tot de leeuweriken die onzichtbaar ergens hoog in de lucht hun liedjes ten gehore brengen. En soms zijn daar de reeën, die mij een paar seconden recht in de ogen kijken, om vervolgens rechtsomkeert te maken. Maar meestal zien ze mij helemaal niet, druk doende hún boterhammetjes te eten.

En altijd zie ik weer die Sliener toren. Als een machtig baken steekt ie overal boven uit. Ooit had ik een vriend die vanuit het westen van het land elk weekend hierheen kwam. Die soms wel eens een rondje buiten Sleen wou fietsen, ook als ik er niet was om de weg te wijzen. Hij gebruikte de toren van Sleen als ijkpunt. Als ik de toren maar blijf zien, kom ik er altijd weer terug. Dacht hij toen. Hij is inmiddels al jaren uit mijn leven verdwenen. Maar de toren, die staat er altijd nog. En dat moet maar mooi zo blijven.

Paula Laning
Naar archief