Voorheen

Het leuke van een evenement is dat je er mensen tegenkomt en dat was onlangs ook zo bij de wielerronde in Sleen. Niet dat heel Sleen was uitgelopen, want Sleners lopen niet zo gauw uit, maar toch. Hendrik was er en Harmke. Ik heb Hans gezien en Frans en Geert en nog een Geert. Er waren meer mannen dan vrouwen. Roelie was er ook. Ik bedoel Roelie Otten, die sinds mensenheugenis de spil is van de plaatselijke voetbalclub.

Omdat we elkaar een tijdje niet gezien hebben, besluiten we al pratend een stuk samen op te lopen langs het parcours. We lopen van voorheen het gemeentehuis naar voorheen hotel Zwols, via voorheen hotel Het Wapen Van Sleen naar voorheen Kortwijk, waar nu café Van der Kolk huist, waarvan de uitbater voorheen op zondagmiddag spits was in het eerste van de plaatselijke voetbalclub.

Als we voorbij de manufacturenzaak van voorheen Rotman zijn, valt mij plotseling op dat we op een schelpenpaadje lopen. ‘Kijk nou’, zeg ik tegen Roelie, ‘een schelpenpaadje! In Sléén.’ Dat kan toch niet! Schelpenpaadjes horen op een eiland thuis of in de duinen aan de Noordzeekust, vind ik, maar toch niet in Sleen!? Hier hoort een paadje te liggen van zwerfkeitjes. ‘Daar gaat mijn eerste Sleen.nu-column over’ , zeg ik.

´Dat muj nie doen’, reageert Roelie. ‘Dat vin’n de mens’n niet leuk.’ Roelie is een man van het compromis en houdt niet van ruzie en van gezeur. ‘Toch vind ik het niks’, zeg ik.

Ondertussen gaan mijn gedachten terug naar vroeger. Ik was zeven jaar toen ik voor het eerst schelpenpaadjes zag. Dat was op Schiermonnikoog. Door de schoolarts was ik zes weken naar een vakantiekolonie op dit eiland verbannen. Eén en ander hield verband met mijn eetgewoontes, of beter gezegd: met het ontbreken ervan. Daardoor was ik aan de magere kant en moest ik op Schiermonnikoog wat steviger worden. De laatste dag voor vertrek naar huis werden alle kinderen één voor één nog een keer op de weegschaal gesommeerd, om het eindresultaat in kilo’s op papier te kunnen zetten. Gelukkig was ik die morgen nog niet naar de wc geweest, waardoor de meting, in vergelijking met de meting van zes weken daarvoor, uiteindelijk enkele honderden grammen positief uitviel.

‘Wat maakt ‘t nou toch uut’, zegt Roelie, terwijl we ter hoogte van de tuin van voorheen de melkfabriek lopen. ‘Aan schelpen is toch niks Drents?’ , zeg ik. ‘Nou, zoas ie praot’n, doar is anders ok niks Drents an’, reageert hij. ‘Voorheen wel’, zeg ik.

Harm Jan Geugies.
Naar archief