Klein tikje

In Slien woar ‘k sind geboren
Doar stiet hiel vast en stark
De oale Sliener toren
Veur d’oale Sliener kark

Dit zijn de eerste vier regels van het Slener volkslied. Ze zijn ooit in mijn hoofd terecht gekomen en daar blijven hangen. Verder ken ik de tekst niet. Dat was ook niet nodig voor het stukje dat we ooit  van plan waren op te voeren op de bruiloft van een broer, zus, neef of nicht. Het plan was om aan het einde van de feestelijke avond met z’n allen staande het Slener volkslied te zingen. Wij als cabaretgroepje op het podium - we maakten er meestal een avondvullend programma van met conferences, liedjes en sketches – opgesteld voor een miniatuur van redelijke omvang van de Slener toren, opgebouwd van houten stenen op een plateau waaraan een stevig touw was bevestigd. Bij de vierde regel zou één van ons een ruk aan het touw geven met als gevolg dat de toren met donderend geraas in elkaar zou storten. Het klapstuk van de avond zou je kunnen zeggen. We hadden vroeger best leuke ideeën. Het is er alleen nooit van gekomen. Ik denk dat we opzagen tegen het vele voor- en nawerk voor een toch wel erg korte sketch en we twijfelden eraan of ons gevoel voor humor wel zou aanslaan bij de gemiddelde bruiloftsgast die uit volle borst maar voor joker die regels stond mee te zingen.

De Slener toren. De trots van Sleen. Van verre al te zien als een fallus die boven de bomen uittorent. Symbool van kracht. De hoogste van Drenthe. En daar de spot mee drijven? Stel je voor dat de humor niet zou worden opgepikt en de inmiddels geserveerde broodjes ham en kaas ons om de oren zouden vliegen, iedereen uiteindelijk rollebollend de zaal door zou gaan en het feest zou eindigen in een rampzalige chaos. Het is er nooit van gekomen.

Die Slener toren. Volgens Wikipedia met een lengte van 64 meter de hoogste van Drenthe. Maar dat klopt dus niet. Recente metingen hebben uitgewezen dat de toren 59 meter boven het maaiveld uitsteekt. Dat we daarmee nog steeds de hoogste van Drenthe hebben is zeer bevredigend, maar een klein tikje voor het Slener masculiene ego is het natuurlijk wel.

Harm Jan Geugies

Naar archief