Zilverpapier

Mijn moeder was een bezige vrouw. Met vijf kinderen had ze een druk huishouden en daarbij verleende ze ook nog eens de nodige hand-en-spandiensten in de zaak van mijn vader. Daarnaast zat ze in verschillende verenigingen en liep ze in de collectemaand vol overtuiging langs de deuren om geld op te halen voor goede doelen. Ze ging ook altijd mee als begeleidster van het jaarlijks uitstapje van de Slener bejaarden. In een bus van Lanting die, ’s avonds bij terugkomst, werd opgewacht door het halve dorp en verwelkomd met een serenade van muziekvereniging Crescendo. Het was aan het eind van de jaren 50 en begin jaren 60.

Niet alleen voor de bejaarden van Sleen, ook voor ons was dat jaarlijks bejaardenuitstapje een feest, want mijn moeder nam dan voor mijn broertjes en mij altijd wat lekkers mee: een Mars. Ja, een Mars en helemaal voor jou alleen. Ik weet nog dat we met een aardappelschilmesje de Marsreep in zeven plakjes verdeelden en ’s avonds na het tanden poetsen en voor het slapen gaan een plakje namen en dat langzaam in de mond lieten smelten om er zo lang mogelijk van te genieten. We hadden er een week plezier van. Een Mars was toen iets speciaals. Chocola daarentegen was al redelijk gewoon: Droste flikken bij de koffie als er visite was en voor ons kinderen een stukje van een Koetjesreep of een blokje van een reep Kwatta. Die repen waren, als je de wikkel eraf had gehaald, verpakt in zilverpapier. Dat is nu nog zo, alleen wordt dat zilverpapier tegenwoordig samen met de wikkel weggegooid. Vroeger niet. Wij spaarden dat zilverpapier voor de zwarte kindertjes in arme landen, die zich toen in mijn beleving vooral in Afrika bevonden. Van dat zilverpapier maakten we zilverpapieren ballen, die we op school inleverden zodra ze de vorm van een gehaktbal hadden aangenomen. Wat er verder mee gebeurde wisten we niet. Je wist alleen dat je met iets goeds bezig was. Het was immers voor de arme kindertjes in Afrika. Een koetjesreep eten kreeg op deze manier iets altruïstisch, onwetend van het feit dat de cacaobonen, die de grondstof vormden van die reep, voor te weinig geld werden verbouwd door arme boeren in arme landen die hun kindertjes amper te eten konden geven. Daar kwam je pas later achter.

Inmiddels zijn we 60 jaar verder. Dat zilverpapier sparen was natuurlijk flauwekul, meer bedoeld om je een sociaal bewustzijn bij te brengen. Wat ermee gebeurde weet niemand. Maar wat we wel weten is dat cacaoboeren nu nog steeds te weinig geld krijgen voor hun bonen en er in Afrika nog steeds kinderen dood gaan van de honger en de medische zorg ondermaats is. En overal ter wereld worden nog steeds mensen uitgebuit of bedreigd of zien ze geen toekomst meer. En wat het ergste is? De mensen die die uitzichtloosheid ontvluchten om ergens anders een beter bestaan op te bouwen, laten we verdrinken op weg naar een nieuw perspectief. Voor hen is geen plaats in de herberg. Ik wens u prettige feestdagen!  

Harm Jan Geugies

Naar archief