Dat spul van tegenwoordig

Een week of twee geleden na te lang Netflixen ... zo tegen half twee in de morgen. Helaas wil het hondje nog wel even het laatste rondje maken. Erg donker zo op het fietspad langs de N376.

In de verte ontwaar ik drie minuscule lichtjes die zich richting Sleen bewegen. Twee witte lichtjes en één opvallend rood knipperlichtje. Ik sjok nog wat verder voort met mijn hond in het donker. Ik zie dat één lichtje doorrijdt en de andere twee stilstaan. U weet wel, daar bij de bushalte ter hoogte van de ijsbaan. Ik hoor een jolig geluid kennelijk bedoelt als groet naar de doorrijder. Vervolgens ontwaar ik twee leptosome pubertypes die van hun fietsen stappen. Met grote snelheid lopen zij op twee andere gestalde fietsen af. Tot mijn stomme verbazing zie ik de slungels tegen de gestalde fietsen aantrappen. Het enthousiasme waarmee dit gebeurt doet mij vermoeden dat het voor beide een gepassioneerde hobby is.

Vanuit het donker brul ik met oplopend adrenaline gehalte:…. “Hé joh Wel God en iets met Ver en Dom…”. En dan: ‘’…… Vinden jullie dit normaal….. opdonderen…”. De heren schrikken dan toch wel maar niet te veel. Eén van de twee antwoordt nog met ja. Daarmee kennelijk bedoelende dat het tot de normale gang van zaken behoort om geparkeerde fietsen ernstig te mishandelen. De vrolijke vrienden stappen op de eigen tweewielers en spoeden zich met gezwinde spoed richting Sleen. De motoriek waarmee ze opstappen doet toch vermoeden dat hier meerdere Gijsbrecht van Amsteltjes of iets als Hertogjes Jan genuttigd zijn. Terwijl ze langs mij rijden roep ik nog dat ik ze nog achterna kom. Totale onzin natuurlijk, met de hond aan de riem ben ik er zeker van dat een sprintje a la “Usain Bolt” zeker niet meer gaat lukken. Zonder hond ook niet vermoed ik.

Het incident zorgt er wel voor dat mijn stemming er niet prettiger op is geworden. Chagrijnig en al mokkend loop ik door het bosje naar de Heirweg. Daar aangekomen zie ik in de verte het rode knipperlichtje samen met het reguliere fietslichtje richting Entingestraat verdwijnen. 

Thuis gekomen breng ik mopperend verslag uit aan mijn echtgenote. Ik gebruik termen als “dat spul van tegenwoordig”,  “dat is toch niet normaal”, “stelletje idioten” en zo gaat het nog wel een tijdje door. Mijn vrouw hoort mijn tierende scheldkanonnade aan en geeft mij  gelijk. Dat geeft altijd een fijn begrepen gevoel. Maar nadat mijn tirade nog wat langer duurt krijg ik een uiterst meewarige blik. Maar, zegt ze, hoe was dat toen jij nog zo’n puber was. Ik heb nog nooit fietsen in elkaar geschopt brul ik als enig zinnig antwoord. Jaha, antwoordt vrouwlief, dat zal wel zo zijn maar jij hebt vast ook wel eens gekke dingen uitgehaald in die prachtige puberale periode. Ik grom, brom en draai snel nog wat jeugdherinneringen in mijn hoofd af. Vervolgens zeg ik tegen de hond, kom Bob, het is tijd om te slapen.

In ieder geval is het misschien wel verstandig om uw fiets niet te laten overnachten bij de bushalte, welterusten.

Martin F. Kramer

Naar archief