Rabbijn Tamara Benima in Sleen

Rabbijn Tamara Benima in Sleen

Donderdagavond was rabbijn Benima uit Amsterdam in Sleen. Ze vertelde over het Joods-zijn in deze tijd. Naast allerlei weetjes over Joodse gebruiken en tradities liet ze ook een diepere laag zien; het gevoel om zich als Jood in een soort luchtledig te bevinden. “We leven in een lege sociale ruimte”, zei ze.

Donderdagavond was rabbijn Benima uit Amsterdam in Sleen. Ze vertelde over het Joods-zijn in deze tijd. Naast allerlei weetjes over Joodse gebruiken en tradities  liet ze ook een diepere laag zien; het gevoel om zich als Jood in een soort luchtledig te bevinden. “We leven in een lege sociale ruimte”, zei ze.

In Nederland wonen op dit moment plm. 50.000 joodse mensen. Zo’n kleine 20% daarvan heeft nog enige binding met de synagoge. De rest niet (meer). Alleen op bepaalde hoogtijdagen zit de synagoge vol. Het gaat hier dus al net zo, als dat ook in de rest van kerkelijk Nederland vaak het geval is.

Een Conservatieve groepering (te herkennen aan hun typische kledij en haardracht) vindt men in Nederland niet. Wel een Orthodoxe, waarbinnen men zich aan de oude wetten en regels vasthoudt en alleen mannelijke rabbijnen actief kunnen zijn. Binnen de Liberale groep, waartoe rabbijn Benima behoort, ligt dit anders. Men accepteert ontwikkelingen in de tijd en tracht deze steeds opnieuw weer te “duiden”.

“Het Jodendom is niet een geloof” vertelde Benima. “Het is een beschaving van een specifiek volk, waarin religie en het volk-zijn twee aparte dingen zijn, maar ook met elkaar verweven zijn. Het is een levensvorm, een manier van leven. En de regels die er zijn hebben direct betrekking op dit leven. Op voeding, hygiëne, werk en samenleven”. 

Een mooi voorbeeld: als een jonge man trouwt, dan heeft hij een jaar lang geen sociale verplichtingen. Nee, hij heeft maar één opdracht: zijn vrouw te “verheugen”. Of deze regel in deze tijd nog steeds als zodanig  wordt toegepast vermeldde rabbijn Benima niet. Maar de gedachte is aangenaam ...

“Wat voor ons moeilijk is, is dat we zo weinig gelijkgestemden ontmoeten in ons dagelijks leven” zei ze. “In de oorlog zijn onze families gedecimeerd, soms helemaal weggevallen. Iedere overlevende probeerde daarna zijn leven weer op te bouwen, in Nederland of daarbuiten. Maar een leven in familieverband, of binnen een eigen gemeenschap dichtbij was er niet meer bij. Wij voelen ons niet meer gedragen door een gemeenschap van gelijkgestemden om ons heen, waar we op terug kunnen vallen. Dus moeten wij elkaar opzoeken, al moeten we hier vaak ver voor reizen. Bijvoorbeeld naar een van de 11 liberale joodse gemeentes in Nederland, verspreid over het hele land.

Daar komt bij, dat we, sinds de aanslag op Joodse sportmensen in München in 1972, altijd beveiligd moeten worden, als we als Joodse gemeenschap activiteiten uitvoeren. Ook dat creëert afstand tot onze omgeving. Daarom is het soms, dat we het gevoel hebben te zweven tussen alles in, alsof we er niet helemaal bij horen. Niet voor niets kiezen veel Joden voor emigratie naar Israël. Hier hoor je er wél bij, hier ben je deel van je eigen gemeenschap”.

En natuurlijk kwam daarom donderdagavond ook de vraag, wat we hieraan zouden kunnen doen met elkaar. Het antwoord erop bleef zweven in de Ontmoetingskerk. Zoals dat ook gebeurt binnen de wereldpolitiek.
“Misschien kunnen wij daarom maar één ding doen” zeiden we donderdagavond tegen elkaar: “Gewoon onderling contact blijven zoeken, niet óver, maar mét elkaar blijven praten. Elkaar dus beter leren kennen en respecteren. Misschien kunnen we daarmee de wereld een klein beetje beter maken”.

Verslaggever: Luuk Houkes

Naar archief